Thai spice: in de jungle, in de tempel, op mn bord
Door: Marie
Blijf op de hoogte en volg Marie
28 Juli 2011 | Indonesië, Jogjakarta
Ook de film was overigens cultureel verhelderend (we hadden vooraf geen enkel idee wat we te zien zouden krijgen, hadden lukraak een Thaise titel gekozen): het was een biografie van een van Thailands meest geliefde zangeressen, Pumpuang Duangjan. Een arm meisje uit een groot boerengezin droomt ervan zangeres te worden, geraakt uiteindelijk tot in Bangkok, overwint alle obstakels, en slaagt erin Thaise countrymuziek populair te maken bij alle lagen van de bevolking. Nadat Pumpuang Duangjan op haar 31ste overleed aan een ziekte, kwamen meer dan 200.000 mensen rouwen op haar begrafenis, waaronder zijne majesteit de koning. Een typisch rags-to-riches verhaal dus (die blijken universeel), maar wel superinteressant voor de twee fa-lang (westerlingen) in de zaal. Familiedynamieken, traditionele sociale interacties en gebruiken, het plattelandsleven, en de aspiraties van de bewoners – we hadden niet beter (volledig willekeurig) kunnen kiezen.
Nog speciaal in Thailand zijn de vele monniken die in hun oranje gewaden en met kaalgeschoren hoofd rondlopen op straat, in de tempel, op de bus en in internetcafés. Het zijn interessante mannen, hoor. Wist je bijvoorbeeld dat...
- Sommige monniken facebook-pagina’s hebben;
- Bijna elke Thaise man op een of ander moment van z’n leven als monnik leeft, al is het maar een weekje, al heeft hij al kinderen en een vrouw;
- Stads- en bosmonniken van elkaar verschillen op vlak van religieuze prioriteiten, praktijken en de kleur van hun gewaad;
- Vele monniken erg sociaal zijn en graag met reizigers spreken, op ‘monk chats’ (geplande gesprekssessies in een ruimte van het tempelcomplex waarop monniken ook hun Engels kunnen oefenen) of gewoon als je even de tempel binnenstapt om rond te kijken;
- Je al op je tien jaar, of jonger, monnik (of toch novice) kunt worden;
- Monniken gratis onderwijs krijgen, en op de monnikenscholen en –universiteiten niet alleen boeddhisme studeren, maar ook Engels en ‘gewone’ richtingen als economie;
- Monniken om het even wanneer kunnen beslissen om hun oranje uniform in te wisselen voor gewone kleren en weer het ‘gewone’ leven in te stappen - en dat ook heel vaak doen, meestal nadat ze hun studies op de monnikenunif hebben afgerond;
- Ze geen schrik hebben om weer in het ‘normale’ leven te stappen; en dat
- Sommigen dicht bij het einde van hun monnikenleven zelfs beginnen te flirten met nietsvermoedende en erg verraste Franse en Belgische reizigsters?
Tijdens onze tweedaagse trek in de jungle bij Chiang Rai, in het noorden, zijn we weliswaar geen monniken tegengekomen: nee hoor, in het kleine dorpje met bamboesteltenwoningen waar de vrouwen nog zonder bovenkledij rondlopen was er geen boeddhistische tempel te vinden, maar wel een kerk: de katholieke missionarissen waren er onlangs op bezoek gekomen. Voor de rest hebben we tijdens die twee dagen niet veel mensen gezien, maar wel veel muggen. Heel veel muggen – zwermen, zelfs. Elke keer dat we meer dan 5 seconden halt hielden (ook al was het om even wat paddenstoelen te plukken voor het avondeten), werden we automatisch een muggenbuffet. We zullen wel lekker gesmaakt hebben, goed zout, want twee dagen lang leken we wel in een sauna rond te lopen. De douche na die twee dagen stappen, waden, klimmen en glijden door de modder in de jungle (het was immers regenseizoen) was een van de beste van m’n leven, al was ie koud: het dorpje waar we logeerden had geen stroom omdat er een boom op de elektriciteitsdraden was gevallen.
Verder was het eten toch wel een van de hoogtepunten van de trek (nu ja, eten is wel vaker het hoogtepunt van mijn vakanties/omzwervingen/leven). Het was gewoon ongelofelijk hoe onze gids van de Akha bergstam, die al vanaf z’n achtste met een machete rondliep in de jungle, met uiterst gemak meterslange bamboeplanten neerhakte om de holle takken te gebruiken als kookinstrumenten. Een minuutje werk leverde een bamboebeker/-eetkom op, op 20 secondjes hadden we eetstokjes, en de rest van de takken werden gebruikt als langwerpige kookpotten. Wat rijst in een tube gieten, rivierwater erbij, bananenblad erin proppen als stop, en fikje maken: een halfuurtje later hadden we perfect gekookte rijst. Wat kun je nog allemaal in bamboe koken? Wel, een lekker roerei met tomaat en ajuin bijvoorbeeld, maar ook overheerlijke kokosnotensoep met aardappel, of zoete sticky rice als ontbijt. Ge-wel-dig, en echt fascinerend.
Béné bleef maar lachen dat ze nog nooit een vakantie heeft gehad waarin eten zo centraal stond. Ik ben natuurlijk volledig onschuldig. Maar het is waar, we hebben ontelbaar veel marktjes gedaan, hebben zo ongeveer alles geproefd wat we maar durfden (de gefrituurde kakkerlakken hebben we toch maar links laten liggen), zijn op zoek gegaan naar de lekkerste pad thai in heel Thailand, zijn verliefd geworden op de Thaise iced coffee (met veel gecondenseerd melk), en hebben een kookles gevolgd in Chiang Mai. Daar is het geheim van de Thaise keuken uit de doeken gedaan: het gaat erom in (bijna) elk gerecht een delicate balans vinden tussen zoet, zuur, zout, pikant en (soms) bitter. Oh ja, en hou die fish sauce maar bij de hand, die heb je ook bijna altijd nodig.
Onze kookinstructeur vertelde dat Thaise vrouwen, voor ze trouwen, een maaltijd bereiden voor de bruidegom en zijn familie. De bruidegom weet dat hij een goede vrouw gevonden heeft aan de hand van haar geklop in de vijzel: hoe luider, hoe beter. Het geheim van een goeie Thaise curry is dus: de allerverste ingrediënten natuurlijk, maar ook een sterke arm. Het citroengras, de gember, de limoenschil, de kurkurma (in het geval van een gele curry), de gedroogde en verse chili’s, de gedroogde koriander en komijn moeten allemaal flink fijngestampt worden in een vijzel om tot een gladde, welriekende puree te komen. Alleen dan komen de currypasta, de kokosmelk, de groenten en het vlees/vis samen tot de meest hemelse curry die je ooit geproefd hebt.
Ja, genoten hebben we. De laatste ochtend in Bangkok en in Thailand zijn we teruggegaan naar het ieniemieniekleine restaurantje waar we de eerste keer Thais gegeten hebben (en waar ik met een brede lach gezweet en getraand heb omdat de soep zo pikant was). De eigenares, een van onze vele gezellige grand-mères thais, herkende ons meteen en verwelkomde ons heel enthousiast. Terwijl we wachtten, kwam ze ons zelfs een vergeeld boekje van ongeveer veertig jaar oud tonen, het boekje waaruit ze een paar zinnen Engels geleerd had. Voor me stonden de vier potjes die je bij elk Thais straatkraampje of restaurant vindt: suiker, gedroogde chili’s, verse chili’s in azijn, en vissaus. De noedelsoep kwam eraan, ik proefde even, en voegde toen resoluut een theelepeltje gedroogde chili toe. Thailand had me bekeerd.
Ondertussen ben ik in een ander pikant land: Indonesië. Nu ja, land: eigenlijk is het een immense verzameling eilanden (ergens tussen de 17000 en 20000, afhankelijk van de bron). In de luchthaven van het drukke, hectisch en vervuilde Jakarta ben ik volledig toevallig een bekende tegengekomen, die in de baggagehal op de grond zat en tegen haar rugzak leunde terwijl ze de Lonely Planet aan het lezen was: m’n zusje! We hebben dan maar beslist samen te reizen, en zijn nu aangekomen in Yogyakarta, waar de vensters van onze hotelkamer uitgeven op een zwembadje en we even aan het acclimatiseren zijn voor we verder trekken.
-
28 Juli 2011 - 13:57
Marijke:
Wat een toeval dat je zus ook in Indonesië was :-). Veel plezier ginder, Thailand was in ieder geval wel de moeite precies! Yo me voy para Barcelona. Mocht je nog tips hebben, ze zijn welkom! beso x -
28 Juli 2011 - 19:01
Monique:
Geniet met je zus: het moet deugd doen om nog eens 'onderons' te zijn xx -
28 Juli 2011 - 19:28
Tante Tilleke:
Wat heerlijk om je verhalen weer te lezen. Danke voor de deugddoende humor ! Bananenbladkabouter ! :-))
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley